Reinier Treur.
Woonplaats: Noorden, Laatste aanpassing: 20-05-2025

Notities
Reinier is het eerste kind en de 1e zoon van Evert Treur en Margaretha Christina Gentenaar. Reinier is in Wilnis geboren op 1 april 1880 en verhuist op zes jarige leeftijd naar Mijdrecht. Reinier (Ter Aar) gaat om verkering Francien Vuijk vragen en wordt de eerste keer weggestuurd. ‘Ik was een pondje te licht’ zei hij. De tweede keer mag het voor hem wel doorgaan. Reinier is door Francien een beetje in het geld gekomen. Zij is, van afkomst, een rijke vrouw. Kerkelijk behoren zij tot de Ned. Hervormde kerk van Ter Aar.
De Rijnbode van 1-11-1913 vermeldt, dat R. Treur te Ter Aar als notabel is gekozen bij de Ned. Hervormde kerk en zijn verkiezing heeft aanvaard.
Reinier is in Ter Aar gaan boeren op een boerderij van de familie Vuijk
Ze hebben een orgel en piano in huis en dat wil in die tijd wel wat zeggen.
Reinier is erg zuinig, het meel in de voeremmer voor de varkens roert hij met de hand, want zegt hij, anders blijft het meel aan het stokje kleven, op die manier gaat er niets verloren. Evert: ‘Ik ben wel eens met mijn broer Wilhelm bij hem geweest. We kregen allebei een sigaar, maar onderweg hebben we hem weggegooid, zo slecht was’tie. Tante Francien was ‘s zondags nog met het witte mutsje op gekleed. Van tante Francien hebben ze altijd nog wel goede gedachten gehad, heb ik altijd gehoord. Ze was een rustige, stille, aardige en zachte vrouw.’
De Rijnbode van 28 februari 1925: Op dinsdagavond rijdt het echtpaar R. Treur met de tilbury te Aardam, toen het paard angstig werd van een auto, het tuig brak en het paard hollende huiswaarts ging, waarbij de inzittenden op de grond vielen. In de Kerkbuurt raakte het een auto en verwondde het paard zich zodanig, dat het moest worden afgemaakt. De inzittenden raakten niet gewond.
De Rijnbode van 18 juni 1927 vermeldt ook ‘dat bij R. Treur in Ter Aar 2 koeien door bliksem zijn gedood.’ Voor- en tegenspoed hebben Reinier en Francien dus ook gekend.
ET: ‘Anton, een zoon van oom Reinier die aan de Westerlandweg in Mijdrecht woonde, daar was ik eens en toen zei ik tegen Anton, joh, ik ben hier opgegroeid op dit boerderijtje, tot m’n 17e jaar. Ik zou wel zin hebben om bij jou dat land eens rond te lopen. Bij de tocht kijken en hier en daar kijken. Hij zegt: Evert we gaan, en wij op pad. Hij zegt: ‘ joh,’ toen was zijn moeder pas gestorven, ‘Evert ik moet je eens wat vragen. Zou m’n moeder me nou nog zien.’ Dan moet je me niet vragen. Hij had het thuis toch wel anders voorgehouden gekregen. Je begrijpt het niet, oom Reinier was toch nog wel anders.’
Impressie van M.K. Treur:
Reinier Treur (1880-1973)
Mijn ouders zeiden dat oom Reinier bij alle gelegenheden zeer veel respect voor zijn vader en moeder aan de dag legde. Iedereen wist dat, zag dat en hoorde dat. Mijn vader en moeder zeiden dan tegen mijn broer en mij dat de Heere God in het vijfde gebod aan het eren van ouders een belofte van een lang leven had verbonden. Dit is bij oom Reinier wel gebleken, want hij werd 97 jaar oud.
Ik vond oom Reinier een vriendelijke, integere man die erg geïnteresseerd was voor anderen. Als je bij hem kwam op zijn boerderij in Ter Aar was hij steevast gekleed in een blauwe korte jas; de boerendracht van die tijd. Zijn pet was dan, als hij binnenshuis was, dicht in de buurt bij hem. Hij zat dan, met de benen over elkaar, in een forse leuningstoel en hield vandaaruit het gesprek gaande. Zijn onafscheidelijke pijp brandde. Een gewoonte van hem was als hij luisterde naar iemand om, met een wat afgewend hoofd, vrij vaak kleine tufgeluiden met zijn lippen te maken, alsof er een stukje tabak op zijn lippen zat. Dit deed hij in hoger tempo als het verhaal, dat hij aanhoorde spannend was. Als je over je studie vertelde was hij een en al oor. Hij vroeg mij eens zo langs zijn neus weg: “Kris, hoeveel is anderhalf maal anderhalf.” Hij verwachtte dan wel een vlot antwoord. Hij kon slimme vragen stellen op een guitige manier!
Een duidelijke, door iedereen beaamde, eigenschap van hem was zijn zuinigheid. In de Tweede Wereldoorlog at ik wel eens mee; het eten was werkelijk uitstekend maar het stukje vlees was klein. Van zuinigheid viel niets te merken als er kleine kinderen op bezoek kwamen. Als mijn vrouw en ik met de kinderen bij hem waren zei hij tegen tante Francien: “Heb je wat voor de kinderen?”
Oom Reinier had, al was zijn opleiding niet verder gekomen dan de lagere school, veel inzicht op bestuurlijke zaken. Hij was dan ook vele jaren ingeland van de polder waarin hij woonde. Als er een oordeel geveld moest worden, inzake maatregelen voor goed beheer van het waterpeil in de polder of anderszins, dan werd naar het oordeel van oom Reinier gevraagd. Ook in andere zaken werd zijn oordeel nogal eens door anderen gevraagd.
Oom Reinier was een zeer welgestelde man.
Help ons
Zonder familie, kennissen en vrienden kunnen we het niet!