Jansje Treur.
Laatste aanpassing: 17-06-2025




Notities
Jansje is het 8e kind en 5e dochter van Reijnier Treur en Aagje Kwakernaak en is geboren 13-2-1870 te Mijdrecht en trouwt op 26-10-1888 te Mijdrecht met Cornelis Kok. Zij hebben o.a. gewoond in Hoenkoop en in Mijdrecht. In Mijdrecht in het dubbele houten woonhuis bij de watertoren. De fam. Kok-Treur woonde in het eerste en de grootouders van M.G. Treur- de Graaf, de fam. Slingerland in het tweede gedeelte van de dubbele woning. (Woning staat er nog, 2011 gt)
Drs. A.B.F. (Alie) Hoek – Van Kooten (1949):
- In verschillende gesprekken met mijn tantes heb ik het volgende gehoord. De vader van mijn grootvader Reinier Kok was Cornelis Kok, geboren 30 mei 1863. Cornelis ging altijd met oude schrijvers langs de deur. Hij kon zich erg vroom voordoen. Zo kwam hij ook bij de ouders van Jansje Treur (later de moeder van opa Kok) op de boerderij langs. Hij moest altijd van de ene plaats naar de andere lopen en zodoende mocht hij bij fam. Treur op de boerderij blijven slapen, ook omdat het toen buiten hard geregend zou hebben. Hij is toen ’s nachts bij Jansje Treur (18 jaar oud) in de bedstee gekropen, had allerlei vrome praatjes en had gemeenschap met haar. Ook de volgende morgen is hij bij haar langs geweest. Ze zou ook niet begrepen hebben wat hij deed. Ze bleek in verwachting te zijn geraakt. Toen het bekend werd heeft de vader van Jansje, Reinier Treur, de jongeman een brief geschreven dat zijn bezoek niet zonder gevolgen was gebleven. Hij had mooie woorden dat hij als David met Nathan in de schuld was gekomen. Ze moesten trouwen, op 26 oktober 1888.
- De vader van Jansje trok veel op met zijn kleinzoon Reinier en daar heeft de jonge Reinier veel aan gehad. Zo mocht mijn opa altijd bij hem eten en dan zat hij naast opa Treur aan tafel en werden er gesprekken gevoerd. Ook werd het gezin financieel ondersteund omdat er niet altijd voldoende geld binnenkwam. Cornelis was lui, legde het ook wel aan met andere vrouwen.
- Jansje probeerde haar man altijd hoog te houden. Ze was een hardwerkende oprecht vrome vrouw die het gezin voortreffelijk bestierd heeft. Het is echt de inbreng van Jansje en de familie Treur geweest dat het allemaal nog zo goed is gegaan met haar kinderen en verdere nakomelingen.
- Als kind was Reinier Kok regelmatig ernstig ziek, maar zijn moeder Jansje Kok - Treur had de belofte gekregen dat aan zijn jaren zou worden toegedaan. Later was het zo dat ieder jaar als Reinier Kok jarig was, hij zei: ‘Mijn moeder heeft toch gelijk gehad.’ Hij is uiteindelijk 92 jaar geworden. (Reinier Kok leefde van 13 oktober 1890 – 16 december 1982).
- Cornelis Kok had de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente van Veenendaal een belastende brief geschreven dat de nieuwe dominee een man van woorden was en niet zo netjes als hij leek. Reinier (was weduwnaar geworden van Alida Segers en later opnieuw getrouwd met Maartje van der Spek) had twee rijke vrouwen getrouwd, maar zorgde niet voor zijn arme vader. Dat was een grote leugen. Reinier gaf zijn afgedraagde pakken aan zijn vader, die erg graag in het zwarte pak liep om indruk te maken.
- Jansje Kok – Treur is op 53 jarige leeftijd overleden na een lang ziekbed
- Cornelis Kok: 30 mei 1863 – 24 febr. 1942, plotseling overleden op 78 jarige leeftijd
- 16 juni 2025, Alie Hoek – van Kooten
Evert Treur (01-03-1913):
- ‘Was die man van haar geen zadelmaker vrouw, ‘k geloof dat die zadelmaker was’.
- ‘Jansje kwam wel aan de Veldweg bij Reinier Treur en Cornelia Sohl. En die hadden een hoop kaas liggen in de stal. Ome zegt ze, geef mij een kaasje mee, aan een boom zo vol geladen mist men 1 of 2 druifjes niet.’
Gerrit Treur (06-10-1940):
- Eén van hun kinderen, hun zoon Reinier Kok, is geboren in Hoenkoop bij Oudewater op 13 oktober 1890. Als hij als kind van drie jaar ernstig ziek wordt, schijnt de dood er mee gemoeid te zijn. Het is voor de ouders een zaak van gebed. Ds. Kok zei er zelf van: ‘Mijn moeder heeft in deze droefheid hoop gekregen op beterschap met deze woorden: Zijn jaren (die van ds. K. dus) zullen zijn als van geslacht tot geslacht. Dit was voor mijn moeder meer als een voorkomende waarheid, het raakte ook haar innerlijk leven. Het werd echter wel zwaar op de proef gesteld, want toen ik zes jaar was, werd ik weer doodziek. Het was niet zo maar een verkoudheid, het was difteritis. Voor kinderen een gevreesde ziekte. De berichten van school waren niet zo best, een paar kinderen waren al aan de ziekte overleden. De spanning in huize Kok nam toe en men vreesde het ergste.’ Ds. Kok vervolgt: ‘Hiervan was enig besef in mijn hart. Temeer omdat moeder zo bezwaard was. Bij haar kwam er nog bij dat als ik zou sterven, zij zich voor de eeuwigheid zou bedrogen gevoeld hebben, want dan was immers de belofte dat mij een lang leven zou beschoren zijn, niet uitgekomen en dan zou het met haar geloofsleven ook niet in orde zijn. Zij moest in die zware beproeving een donkere nacht doorworstelen. Nog zie ik de dokter bij de bedstede staan om mijn ouders te betuigen hoe hachelijk de toestand was. Dat deed moeder het hoofd buigen. Maar de Heere gaf in die donkere nacht uitkomst en beterschap en dat waren blijken van zijn goedertieren-heid. Hoe groot was het ook voor mij om beter te mogen worden en weer naar school te mogen gaan. Daar zag ik de ledige plaatsen van hen die gestorven waren aan deze zo gevreesde ziekte. Ook de plaats naast mij was leeg en dat gaf mij een zeker besef van de kortstondigheid van het leven. Een jaar later werd hij getroffen door een ernstige aanval van tyfus. In die dagen vertelde zijn moeder hem enkele dingen over wat zij had ervaren aan Gods goedertierenheid en trouw en ook dat ze de belofte gekregen had dat hij zou leven van geslacht tot geslacht.’ Ds. Kok: ’dat laatste had geen vat op mij. Het was en bleef bij mij veeltijds een leven bij de kortstondigheid van het leven. Mocht ik horen van iemand die met blijdschap deelgenoot was geworden van de eeuwige zaligheid, dan werd mijn ziel aangespoord die zaligheid met steeds meer ernst te zoeken’.
- Reinier Kok is later predikant geworden binnen de Gereformeerde Gemeente en later binnen het verband van de Christelijk Gereformeerde kerk. Ds. R. Kok is 92 jr oud geworden en overleden in Soest in 1982. Ik (G.Tr) heb hem nog bezocht op negentigjarige leeftijd en hem ook over de inhoud hiervan en van het volgende horen vertellen.
- Als jonge jongen is Reinier Kok enige tijd in huis bij zijn grootvader Reijnier Treur. In een boek van de hand van de journalist/schrijver Rik Valkenburg met als titel: ‘Wie was ds. R. Kok eigenlijk’ komt een passage voor, waarin hij vertelt over zijn grootvader Reinier Treur.
- Hier volgt genoemde passage:
- Toen Reinier (Kok gt) ‘’boven de tien’’ kwam, kreeg hij een vrij nauwe band aan zijn grootvader Reinier Treur (geboren 1825 te Aarlanderveen) een man die op zeventienjarige leeftijd onder de prediking van het Evangelie tot bekering was gekomen. In een kerkdienst ging de preek over Psalm 119 waarin in vers 9 gevraagd wordt: “Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden?....” Die vraag trof de jonge Treur. Hij luisterde gespannen verder. Het antwoord op de gestelde vraag: “Als hij dat houdt naar Uw Woord’’ trof hem bijzonder en viel, zoals ds. R. Kok dat in zijn ‘’Avondwandelingen” vermeldt, als kostelijk zaad der wedergeboorte in grootvaders hart, tot vernieuwing en bekering en het leidde er toe dat Reinier Treur de ‘’onberouwelijke keus’’ deed om de Heere te vrezen en in Zijn wegen te wandelen’.
- Die bekering had bij grootvader Reinier Treur ook consequenties voor het leven van alledag, dus ook in het beroep waarin hij werkzaam was. Hij werkte namelijk bij een landbouwer en daar moest hij in de eerste plaats goed en vakkundig leren ploegen. In zijn ‘’eertijds’’, als de paarden wat onwillig waren, werden zij door Treur weleens treurig en hard behandeld. Met schreeuwen en schelden werden de edele dieren soms voortgedreven. Dat ging zo hard dat de baas, de boer, het duidelijk kon horen. Hij nam de onwilligheid bij de paarden overigens niet weg en zo was er een gebrokenheid in de verhouding van mens en dier.
- Toen echter Treur, als jongeling, zijn pad begon te houden naar Gods Woord, kon dat zo niet blijven. Het Bijbelwoord: ‘’De rechtvaardige kent het leven van zijn beesten’’ kwam tijdens het ploegen op hem af en toen kwam er al snel verandering in.
- Grootvader Treur had nog met niemand over de ”ommekeer die God in zijn leven gewrocht had’’ gesproken. Het was nog te pril, een geheim tussen God en zijn ziel. Enne… het moest ook nog bevestigd worden in zijn leven.
- Zijn baas, de bouwboer, wist er dus ook niets van, maar op een keer wist de man niet wat hij hoorde. In plaats van een geschreeuw en gescheld, hoorde hij, tot zijn verbazing, zijn leerling psalmen zingen achter de ploeg. Wat was dat nu…? Spoedig bemerkte hij dat de paarden niet meer werden voortgedreven met lelijke woorden. De paarden zelf wisten nog minder wat er aan de hand was. Reinier Treur heeft het later aan zijn kleinzoon duidelijk verhaald wat er gebeurde. Ds. Kok: ‘ Het was alsof de paarden het bemerkten. Ook het ploegen kwam zo beter tot zijn recht’. Grootvader sprak tot zichzelf: ’Mijn hart moet ook geploegd worden, opdat het zaad van Gods Woord wortel kan schieten’. Op de vraag van de boer wat er wel gebeurd was en wat er in hem omging, kon hij nog niet afdoende antwoorden. Het was immers zijn vaste voornemen, er met niemand over te praten. En toch had zijn hart er behoefte aan om eens met een ander over zijn innerlijke leven te mogen spreken. Die iemand werd zijn moeder, een vrouw die de Heere hartelijk liefhad en kinderlijk vreesde. Daarvan had hij haar, met een diepe hoogachting voor de Heere, verschillende keren horen spreken. Maar, dit gaan naar zijn moeder (Cornelia Treur- van Leeuwen geb.1802 gt), vervulde hem vooraf met schroom en gaf hem felle bestrijding, zodat die weg al zuchtende werd afgelegd. Maar wat viel dat mee! Zijn moeder zag al uit naar zijn komst. Ze had al gemerkt dat zijn leven geheel anders was dan voorheen. Van hart tot hart spaken zij vanuit het missen en het zoeken van de Heere en over het wenen over de zonde. Gelukkig verstond zijn moeder hem en leefde met hem mee. Zij gaf hem een zakbijbeltje met de raad dat altijd bij zich te dragen en er veel in te lezen om onderwijs te ontvangen in de wegen des Heeren. Als de paarden bij het ploegen aan het einde van een lange voren even moesten uitblazen,dan werd daarvan gauw gebruik gemaakt om het zakbijbeltje te raadplegen. Want het Woord des Heeren werd hem al lezende steeds dierbaarder. Wat was zijn moeder blij dat de Heere Zijn liefde in het hart van haar zoon had uitgestort, zodat hij nu begeerde de Heere aan te kleven en ootmoedig te vrezen. Daar ik als jongen van twaalf jaar ongeveer een half jaar lang naast mijn grootvader aan tafel mocht zitten, leerde ik hem, meer dan andere kleinkinderen, kennen in zijn liefde tot de Heere. Als ik alleen met hem in de kamer was, dan sprak hij tot mij gedurig vanuit zijn innerlijk leven met de Heere. Dan had hij het over Gods trekkende liefde en over Zijn reddende genade uit de banden des doods. En dit spreken heeft in mijn hart en leven een diepe indruk achtergelaten. Ik vond het groot dat mijn grootvader daarover met mij wilde spreken. Mijn hart werd onder dit hartelijk en kinderlijk getuigen van de Heere en Zijn zalige dienst gedurig bewogen. En dat maakte dat ik al enigermate met die dingen werkzaam werd. De noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering werd door mij steeds meer beseft, het bleef mij bij, al kon ik mijn reactie op al het gehoorde niet onder woorden brengen…’’
Help ons
Zonder familie, kennissen en vrienden kunnen we het niet!